Daar is-ie dan! De doorrekening van het voorlopige klimaatakkoord door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Planbureau (CPB). De conclusies geven volop voer voor politiek debat.
Het klimaatakkoord is de optelsom van maatregelen die door een reeks maatschappelijke organisaties zijn voorgesteld. Het is uiteindelijk aan het kabinet-Rutte 3 om keuzes te maken.
Heet hangijzer is dat een generieke belasting op de uitstoot van CO2 niet in het klimaatakkoord zit, hoewel deze optie nog wel wordt doorgerekend door het Centraal Planbureau.
Politiek is vooral van belang hoe de samenstelling van de Eerste Kamer er na de provinciale verkiezingen van 20 maart uitziet. Het lijkt erop dat de coalitie van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie de meerderheid in de Eerste Kamer verliest… en dat GroenLinks een sleutelrol krijgt.
Lees in dit verband ook: Jesse Klaver kan het kabinet in de tang nemen na de verkiezingen – de pijlsnelle opkomst van ‘De Jessias’
We zetten hieronder de politiek meest gevoelige conclusies van de doorrekening van het klimaatakkoord op een rij:
- Het klimaatakkoord is onvoldoende om de doelen voor de reductie van CO2 te halen. In theorie is het mogelijk, maar de onzekerheidsmarge is groot. De maatregelen zorgen in 2030 voor een vermindering van de uitstoot van CO2 tussen de 43 en 51 procent ten opzichte van 1990, volgens het Planbureau voor de Leefomgeving. Dit betekent dat het goed mogelijk is dat het doel van 49 procent reductie niet wordt gehaald.
- Uitgaven overheid: 2 miljard euro per jaar extra in 2030. Ingewikkeld is dat de berekening van de jaarlijkse extra kosten voor de overheid enigszins uiteenloopt bij het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau.
De kosten van de voorstellen zorgen volgens het PBL voor hogere jaarlijkse overheidsuitgaven van 1,6 tot 1,9 miljard euro in 2030. Dat is aanzienlijk minder dan vorig jaar naar voren kwam uit een eerste analyse van de hoofdlijnen van het klimaatakkoord.
Volgens het CPB is het effect op de overheidsbegroting jaarlijks hogere uitgaven van 2,2 miljard euro in 2030. - Koopkracht: lagere inkomens harder geraakt. Lagere middeninkomens gaan er door het klimaatbeleid meer op achteruit dan hogere, aldus het CPB. De maatregelen in dit akkoord zorgen in doorsnee voor een achteruitgang van de koopkracht van 0,4 procent in 2030. Lagere middeninkomens gaan er 0,5 procent op achteruit, de hoogste 0,3 procent.
Het totale klimaat- en energiebeleid zorgt volgens het CPB in de periode tot 2030 voor een negatief inkomenseffect van gemiddeld 1,3 procent. Voor lagere inkomens is het negatieve effect 1,8 procent en voor hogere 0,8 procent. Dit komt vooral door maatregelen die al in gang zijn gezet.
Let wel: het gaat om 'statische' berekeningen van de koopkracht, die er dus van uitgaan dat er verder niets verandert. De jaarlijkse ontwikkeling van de koopkracht door andere factoren zoals loonstijgingen zijn niet meegenomen in deze berekening.
Bekijk hier de rapportages van het CPB en het PBL.